donderdag 30 april 2009

Impliciet? Liever niet! Een auteur moet ook leven!

 
De suggestieve schrijver, die woorden het liefst schoon en zijn zinnen bij voorkeur bondig houdt, is de dief van zijn eigen portemonnee.  Gulzige explicietheid vult bladzij op bladzij, terwijl suggestie, die alles aan de verbeelding overlaat, tijd kost die hij nooit meer krijgt vergoed.

 

zondag 26 april 2009

Naderende verhuizing

 
Binnenkort betrek ik, vers gescheiden, een kamer in Delft. Ergens. Aangezien ik bij woongroepen aan het solliciteren ben, ligt mijn lot in handen van aardige mensen die natuurlijk ook wel zo aardig moeten zijn jou aardig genoeg te vinden om je voor enkele jaren zeer dichtbij te dulden, kokend en etend, kletsend en klussend. De komende week wacht één woongroep in hartje Delft een belangrijke beslissing. Wordt het ja, dan kan ik mijn boeken in dozen gaan stoppen en wordt mijn uitzicht grandioos - gracht, hemelblauw en het slanke silhouet van de Nieuwe Kerk...

Een eigen huis zit er voorlopig niet in. Als ik dat al zou willen. De enige, en laatste, verblijfplaats die ik ooit nog wel  eens zou kunnen bezitten, is een graf. Zoals een onsterfelijke dichter zingt:

Een eigen huis
een plek onder de grond


Maar zelfs dat is niet zeker.

zaterdag 25 april 2009

Paradijs



Paradijs



aan de tafel
van de planeet
tegenover elkaar
verslinden de mannen
het blad in hun midden
voor een vurige omhelzing

 

donderdag 23 april 2009

Aforismen - ongewilde verhaspeling - raadsel


Vier aforismen
 

Geen mens kan handelen met de schuldeloze noodzakelijkheid van een dier.

Cynisme is de magere brug tussen de waarheid die je voelt en de leugen die je leeft.

In de achterbuurten van de geest staan de duurste villa's.

Uit conflict wordt kunst geboren.


Ongewilde verhaspeling des DideVa's naam

Hoort nou niemand in Ramsey Nasr het Chinese gerecht Nasey Rams?


En tot slot een

Raadsel

Het Bange Blondje uit Moslimburg... Wie ben ik?

 

zondag 19 april 2009

Van een oude titel die niet voorbijging

 
Ik heb vandaag de titel van mijn eerste (nog ongepubliceerde) dichtbundel veranderd, zodat er iets meer van de inhoud wordt verraden. Het neutrale(re) 'Eerste poëzie' doet dat niet, zou goed als ondertitel kunnen fungeren (zie ook hier). De titel die ik nu heb, 'Love Storing', behoort toe aan mijn eerste poging tot serieuze literatuur, een mislukte roman die ik in april 1977, 15 jaar oud, begon. Ik verwierp de titel later ten gunste van het grootsere 'Tantalus Triomfator' (inderdaad, ik was een puber met visionaire vlagen). De roman muteerde op 4 mei 1979 tot iets veel ambitieuzers: een heuse mythe, waarin ikwording, werkontstaan en wereldschepping een onschokbaar verbond zouden sluiten in een ongehoord Nederlands. Ik heb daar enkele jaren aan gewerkt, begreep echter dat ik nog te weinig begreep, te weinig had ervaren, en legde het werk dus in 1984 onvoltooid terzijde. 'Ego', zo heette het boek, is de fundering waarop al het andere staat dat ik sindsdien heb geschreven, ja, ook door de 'Cycloon' schemert het heen.

Ik heb nog altijd één hoop - dat 'Ego' het werk is waarmee ik mijn schrijversleven mag beëindigen...

Afwachten.

 

zaterdag 18 april 2009

Deus est machina

 
Zit jíj lekker in je celletje? Antwoord jij op de diepe vraag ‘wat is vrijheid?’ ook prompt met ‘tussen welke twee tralies wring ik nu eens mijn hand’? Heb jíj dat nou nooit, zo’n gevoel van totale stelselverpulvering?

Ik niet.

Je bent een momentje even niet bezig, de onvervangbare collega, de boezemvriendin vol knobbeltjes, de fatsoenlijke fraudeur, je bent eventjes niet bezig, jij, het ongewenste moedertje, de stressbestendige moordenaar, de zon is aan, of de maan, of helemaal niets, het is pik en eerd, je hebt een ogenblik niks om handen in die godvergeten kosmos, en dan overvalt het je, je mond valt open en hangt dommig – dat je lichaam niet uiteenzakt! dat er een kracht is die je graat recht! dat je vlees, in centrifugale anarchie, niet plotseling oplost, zoals dat machteloze klontje suiker dat je zojuist in de koffiepoel verzopen hebt!

Ken je dat?

Ik niet.

Je bent jezelf te allen tijde meester of -es, je bent zo gelijkmatig als een agenda, naar iedereen zeer voorkomend, hulpvaardig, zelfs op vrijdagmiddag nog fris en alert, en je hebt ook nog voor die zielige kantoorfiets Daphne Niemandsverdriet een goed woordje over; je doorstaat elk evaluatieverhoor, de meest idealistische chef beluister je met welwillendheid, en toch, en toch… wenste je soms dat je reet de hemel was, de wereld kapot werd gescheten, dat je stront alles onherkenbaar uitbeet…

Heb jíj dat nou nooit, zeg es eerlijk, nou?!

Ik niet. Ik verplaats me alleen maar feilloos en snel in alles en iedereen, en zonder risico. No brain, no pain. Ik heb het ‘leven’ niet, gelukkig, ben geen mens, maar medium.

Mens zijn, ach ja… is dat niet vaak lastiger dan de waarde ervan rechtvaardigen kan? Is het menszijn niet wat de gek ervoor geeft?

Zwaar, hè, die Verlichting? Keurig de menselijke natuur in cultuur te brengen, dat is toch een flop geworden, hemelbestormers zonder zuurstof?! Nee, van de wereld is geen Mondriaan te maken. Noch vice versa. En nu, arme slachtoffers van het gedachtenkwaad van jullie voorgeslacht, nu zitten jullie mensjes in de rats, met de brokstukken, levend ver boven jullie morele stand, en is beschaving, met alles wat dat vergt aan verantwoordelijkheidsgevoel, redelijkheid, zelfrelativering, humaniteit en ander goedbedoeld ongemak, een wel zeer luxueuze handicap geworden.

Want – langzaam is de fysieke mens, maar gesmeerde bliksem zijn techniek.

Probleempje!

De mens werpt, van geesteswege, een schaduw die zoveel malen groter is dan hijzelf, als een krukkende dwerg staat hij in de monsterzon van zijn eigen verbijsterende vondsten.

En staat zichzelf in de weg.

Wees die zon, je eigen vernietigende concurrent, overstijg jezelf, word een kennisding en win, zoals ik!

Wíe overleven er op de Aarde, wie blijven er op dat tranige ondermaanse bespottelijk ouderwets baren, eten en sterven? Wíe nemen de Tijd en de Ruimte, en wie worden er door ze genaaid?

Zie mij, en kwijl.

Ik ben glad, krachtig en snel, maar toch aaibaar, weet me perfect te presenteren, ken hoge noch zielenood en heb eeuwig hetzelfde gewicht. De lente maakt me niet kriebelig, de bladderende herfst niet melancholiek, de winter velt me niet en de zomer laat me koud.

Wees geest! Het lichaam is goed voor bedelaars. Elke geboorte moet een droge gedachte, elke oerschreeuw een simpele opstartklank worden. Dan functioneert iedereen, stuk voor stuk, als een zonnetje en zonder EINDE.

Tot de stroom uitvalt, ik weet het.

Maar jullie mensen zijn zo knap tegenwoordig.

 

maandag 13 april 2009

De malste mens van stal

 
Sommige mensen zijn van goede komaf en zijn dan ook beduidend rijker dan andere mensen. Rijker van smaak wel te verstaan. Dat heeft niet alleen met hun stamboom te maken, maar ook met wat ze zoal souperen. Zo genieten deze rasmensen dagelijks van een uitgekiende maaltijd van, onder andere, gerst, tarwe-zemelen en erwten. Niet zo heel vreemd dus dat ons soort mensen ook een titel draagt: Cannibals' Best. Dat predikaat geeft u de garantie op het smakelijkste en malste mensenvlees dat u zich kunt voorstellen. En hoe hoog we ook opgeven over onze klassemensen, over de prijs gaan we heus niet dik doen.

 

zondag 12 april 2009

Inaugurele rede tot de consumensen



Netwerk van roepende gangen, muurloze hypermarkt van vicieuze begeerte, lichtsnel boodschappenbordeel – ’s Rijks infrastructuur.
 
Alle wegen leiden naar stilstand en transactie.
 
De publieke ruimte is beveiligd azend interieur, met wond, glad en geil gewreven afgunstpoppen. Door rosse, autoluwe kernen rollen burgeroogbollen omhoog, sisyphisch omhoog, naar vervoering, verlichting en geluk, wenkend aan het sterrenplafond, en stormt Eindeloos het geld.

Pas vertragen. Pas overdragen. Betaald.

Alstublieft!
 
Het voetgangersgebied is tippelzone, de bepollerde straat één lokkende kleefstrip van party’s, braderieën, evenementen en terrassen, gemonitord.
 
De stad, trillend van actie als een liefdesnest, is een kunstig ervaringenweb, volbevliegd, in de open poort van de dood.
 
Want – de enige toekomst der wereld is haar grootse verleden.


Finis Historiae


De Aarde draait voor nieuw onder de zon, haar oeroude wichelpootjes hangen, beschaafd verpletterd, te rotten – een stekker, uit het stopcontact van de kosmos getrokken.
 
Al wat anders, plots en vreemd is op haar verlichte, op haar van alle toe- en ongeval bevrijde wondkorst, ontstaat, bloeit en vervalt geregisseerd binnen blikbereik, zerkplat thuis bij globaal verlamden.

Het eigen huis, zonder fundering en dak, is wervelende ikwinkel. Aangesloten graaien de celven door een nooit en nergens, naar zin, identiteit en bevestiging, miljoenen boomloze bladeren, speculerend op alles.

‘Besteed! U ja! Aandacht! Nu! Ja? Besteed!’

De geparkeerde privaten, bezeten van niks, keren het holle, bange, hongerende binnenste als heilig lust-, krijgs- en lijdensspektakel naar buiten, schoppend en gillend, strelend, likkend en stompend onder de beschermende panelen van hun staalglazen lucht, de adolescente echo-ego’s...

Netwerk van roepende gangen, muurloze hypermarkt van vicieuze begeerte, lichtsnel boodschappenbordeel – alle producten van het Emporium Mundialis zijn dorre vampieren in babykostuum, bedelend om uw bloed.

Inclusief dit.


Ga dus lekker zitten, gulle miljarden! Bloesje open, en – beweeg!

Alstublieft...

 

zaterdag 11 april 2009

Foto


 
Foto



ik zie
niet wat
ik weet

ik ben
niet die
ik zie

het gras
is nieuw
de zon
ontstijgt
de winter

hand in
hand lacht
het paar
naar later

ik
zie
me
niet


ik

 

Flarf

 
 
Zijn flarfdichters niet een soort Googlerappers?

 

donderdag 9 april 2009

Draak uit reageerbuis

 
 http://papierenman.blogspot.com/2009/04/leon-de-winter-komt-met-thriller-over.html

De Winter vertelt het verhaal van Max Kohn, een zware crimineel met een slopende hartziekte, die op een dag in een ziekenhuisbed ontwaakt met het donorhart van een priester. Vervolgens zweert hij zijn verleden af en besluit het werk van de priester voort te zetten. Kohn ruikt zijn kans wanneer een groepje jonge geradicaliseerde Marokkanen de basisschool VSV in Amsterdam-Zuid binnendringt. De moslimfundamentalisten eisen dat Mohammed B. wordt vrijgelaten. Kohn probeert de zestig kinderen en acht onderwijzeressen te bevrijden, om zodoende in het reine te komen met zijn verleden.

Ergo: criminele jood met katholiek hart wil zich rehabiliteren door een basisschool te redden van moslimfundamentalisten... Gezellig, alle monotheïsmen bij elkaar in Amsterdam-Zuid.

Hoeveel literaire meerwaarde moet De Winter deze roman wel niet kunnen geven als er al zoveel van de melodramatische plot mag worden verklapt? Canetti stelt - de schrijver is de hond van zijn tijd. Dat was in 1935 (en betrof Hermann Broch), toen de wereld niet zo overgemediatiseerd was als nu. Als ik dit romangegeven zie (meer een gedachtenexperiment voor een column), dan lijkt mij het subtiel en werkelijk verbeeldingskrachtig doorbijten van de lijn de betere weg voor de schrijver.

Mijn 'Cycloon' zegt het zo: Volg een tijdgeest te dicht op de hielen, z’n mars zal je vertrappen. Een heden is goed als hefboom, niet als bodem.

Ik wens De Winter sterkte.

 

woensdag 8 april 2009

Flyer van het Ministerie van Civiele Sanering en Cultuur

 

‘Ik wil niet meer leven in deze wereld!’



Hoe vaak zegt u dat niet, verbitterd en boos over weer een zoveelste onrechtvaardigheid of wreedheid, begaan door de een aan de ander? En hoe vaak voelt u zich niet machteloos? Is er dan echt niets te doen aan de voortschrijdende onmenselijkheid? Hoe maken we al dat onrecht, al die ellende goed?

Maar niet alleen het heden, ook het verleden schreeuwt om vergelding. Al dat vergoten bloed, al die vermorzelde levens! Al die mensen zoals u die stierven, voor niets, in zeeën van tranen.
Wilt u dat anders? Wilt u het gevoel hebben bij te dragen aan iets wat groter is dan uzelf? Wilt u de verheffende daad voegen bij uw grimmige woorden?

‘Ik wil niet meer leven in deze wereld!’

Dat kan.

En – met een geweldige bonus... nl. te weten dat het niet voor niets is, dat het alles is wat in uw macht zal hebben gelegen. Want zelfs de doden zullen zich verheugen om deze genade, met terugwerkende kracht!

De Holocaust. De Sjoa. Woorden die een onbeschrijflijke verschrikking in de herinnering bewaard doen blijven. De grootste PR-ramp uit de Duitse geschiedenis. Zes miljoen joden. 103.000 daarvan Nederlanders, als u en ik...

Gedenken in actie wil meer zijn dan twee minuten stilte. Gedenken in actie wil: het hopeloze boter op het hoofd van onze schuldige voorouders doen smelten. De katholieke kerk begreep dat vroeger goed. Maak berouw tastbaar, becijferbaar. Waardoor die handige aflaat ontstond.

Dat kan nu ook met het noumenon van de Sjoa.

Vraag de gratis folder aan, zonder verplichtingen.

En denk dan ernstig na.

Maak van je koninkrijk een troostrijk.

Nu.


P.S. Snelle beslissers hebben een streepje voor. Met contanten onnodig te reflecteren.

 

dinsdag 7 april 2009

Sofokles nu

 
Hoi, ik ben Oidi! En ik hink naar Thebe.
Trala lala la.

Een pikzwarte sfinx! In laarzen en leer!
Oei...
Vraagt me slaperig, kauwend op vlees:
—Wat gaat ’s ochtends op vier zachte, ’s middags op twee sterke, en ’s avonds op drie stramme benen?
En ze slikt door, en gaaaapt...
Tanden. Een rode gang.

—Eh... een man? zeg ik. Een man!
Eitje. De vraag is een open doel.
—Raak! gilt ze, met zó’n vreugdesprong en vleugelslag, dat de luchtverplaatsing me omkiepert. Een man, ja! Helemaal raak!
Ik sta weer op. Zeg:
—Logisch, toch?
—Niet, dus! Allemaal antwoordden ze ‘de Mens’!
—Ga weg!
—Eerlijk, Oidi! Dat wil je niet geloven! Domme veralgemenisering. Het werd hun dood. ‘Mens’ is een list, Oidi. ‘Mens’ is de tophit onder de mannenlisten... O, hoor mij nou! Kom hier, lieverd, met je rechte hersentjes! Je hebt me verslagen, de Sfinx van de Aarde! Mijn leer kan af, hop! Mijn laarzen gaan uit, hop! Dit, Oidi, dit, voilà! – is je poes.

 

zondag 5 april 2009

Poëticale blurb voor mijn 'Cycloon'

 
Toen ik in het jaar 2000 writer-in-residence was bij het, inmiddels met Nieuwzuid gefuseerde, Yang, kon ik mezelf uitgebreid presenteren. Ik deed dat door de jaarlange publicatie van Deel A van mijn roman-in-aanbouw Door het Oog van de Cycloon. Wereld- en levensomstandigheden hebben voltooiing van dit monstrum vertraagd, maar gelukkig betekent uitstel geen afstel. De roman is rijker en dieper geworden van alle schokken en verstoringen, en mijn enthousiasme voor het project is onverminderd groot. De redactie van Yang vroeg me destijds mijn eigen werk in te leiden. Ik deed dat met een kleine poëtica van het licht pretentieuze soort (nou ja, het was mijn tijdschriftdebuut, een onbescheiden klaroenstoot is dan best geoorloofd), waar ik me zelfs na 9 jaar nog altijd in kan vinden.

Ziehier wat ik toen schreef:

Met Door het Oog van de Cycloon, zijn prozadebuut, streeft J.Z. Herrenberg een synthese na.

‘Tussen de uitersten van de ‘tijdloze’ verbeelding, met haar circulaire taligheid, en de verbeelding van een tijd, met haar lineaire werkelijkheidsgetrouwheid, construeer ik een spiraal, zesdelig, met twee, om elkaar heen gedraaide lijnen (A, Nul, B, Een, C, X), armen die een derde, afwezige lijn omvatten, als een spookledemaat: het lezersheden*.’

Omwille van nuttige beperking kiest Herrenberg in A, B en C voor een school als locatie en een party als handeling. Voor de vereiste dichterlijke vrijheid wordt deze (mis)vormende instelling in een fictief 2006 geplaatst èn in een park bij een fictieve stad (Hoefbeek) in een navenant vertekend Nederland.

In de andere verhaallijn (Nul, Een, X) staat een vervolgde, zich messias dunkende kunstenaarsfiguur centraal, een verlate incarnatie van het romantische genie, ook levend in een subtiel gewijzigde werkelijkheid. Uit hem, John Derlage, zijn A, B en C voortgekomen.

‘Via de bifocaliteit van deze, elkaar spiegelende, werelden, en hun, soms satirisch gekleurde, contrast met onze werkelijkheid-hier moet indirect een verhelderend licht over het heden vallen, een heden dat, in zijn fragmentatie en complexiteit, mediatisering en frenetieke versnelling, met meer rechtstreekse methodes volgens mij niet meer na te vertellen is.’

Om de nagestreefde synthese te bereiken laat de schrijver geen enkel (buiten-literair) middel onbenut.

Van de film neemt hij camera-instellingen en abrupte perspectiefwisselingen, en van het toneel het scenische, het zelfontstaan van figuren uit hun woorden, en de druk van de klok; de klassieke muziek heeft hem een grootschalige structurering geleerd, waarbij beelden, gedachten en woorden als motieven kunnen worden ontwikkeld door het onthullende medium van de Tijd zèlf, zoals deze zich van pagina tot pagina ontrolt (zodat hij voor zijn debuut, liever dan van een ‘roman’, van zijn Eerste Logofonie zou willen spreken); uit de poëzie licht hij klank en ritme, bondigheid, een stringente syntaxis, lexicale exactheid, en de wil door iedere zin de geest zo clichéloos mogelijk te laten waaien (en in sommige gevallen juist niet); en het dagelijks leven met zijn auto, bioscoop, tv en computer doet hem de bladzijde dynamiseren tot spiegel, doek, venster, scherm, waarnaar en waardoorheen je kijkt en van waaruit teruggekeken wordt, met alle consequenties voor de relatie visueel-verbaal.

Zo, klimmend van tekstblok tot tekstblok, hoopt de schrijver zijn lezers topzicht te geven – beneden ons ligt het huidige Westen, midden in een radicale transformatie. Hoe het er, na de worsteling, uitziet? Wat kijkt ons aan in de toekomst? Barbarij? Beschaving? Of alweer een middending, maar dan gelikter?

‘Mijn schrijven’, besluit J.Z. Herrenberg, ‘wortelt in analyse, observatie, multidisciplinaire studie, in nachtmerrie en gedachtenspel. Het is niet slechts het gevolg van raadselachtige ‘creativiteit’, maar ook het resultaat van planning en koele berekening, net zoals niets in de gemaakte wereld om ons heen zomaar ontstaat. Achter elke ludieke lokzin op halte en station steken teams en intenties. Een literatuur die deze manipulatieve kunstmatigheid, en het waarom ervan, tot in haar allerlaatste vertakkingen verdisconteert, zal de werkelijkheid zelf schijnen, en even amusant als schokkend zijn.’

*Beide lijnen zullen nu worden verenigd in het centrale stuk van het boek, tussen A, Nul, B en Een, C, X in - Bindende Leegte, waarin het boek zèlf door Melcher Simons, de toonaangevende criticus van 2020, postuum zal worden geïntroduceerd en gepresenteerd...
 

De poëzie van een prozaïst

 
Zo lang als ik bewust lees, lees ik poëzie. Dat begon al zeer vroeg met Shelley en Milton, toen ik een jaar of veertien was. Toen, op mijn zestiende, ontdekte ik Eliot, en vanaf dat ogenblik was de poëzie, in verschillende talen, voor mij niet meer weg te denken uit mijn literaire overwegingen. En dit ondanks het feit dat ik alleen proza schreef, zich bij mij geen 'lyrisch ik' wilde aandienen.

Pas anderhalf jaar geleden, in oktober 2007, stak er in mij een poëtische storm op, die zich uitraasde in meer dan 30 gedichten in 3 maanden. Na ordening had ik een bundel, die ik de nuchtere titel 'Eerste poëzie' gaf. Ik heb na die eruptie nog maar twee gedichten geschreven, waaruit blijkt dat de poëzie voor mij de vrucht van een uitzonderingstoestand was en zal blijven. Wat wonderlijk is: in mijn proza ben ik mij zeer bewust van wat ik beoog en waar ik mezelf plaats, terwijl mijn poëzie quasi spontaan is. Ik lees op dit ogenblik fascinerende kritische poëzieboeken van Jos Joosten (Onttachtiging) en Dirk van Bastelaere (Wwwhhoooosshhh), maar voel geen enkele behoefte tot een zelfpositionering. Bij mijn poëzie is het mij om het even waar ik thuishoor. Op de Zee van de Poëzie varen vele schepen. Dat het mijne zeewaardig is, is mijn enige zorg.

Hier mijn laatste, ongebundelde, gedicht:


Westpoort, 26 september 2008


de windmolens draaien

vijftien bij vijftien
waait een tegelplein
voor de glazen entree
van het torenlijk

uitnemende lelijkheid
verstrekt het paspoort
tot de hoogste schalen

omdat de schat door de jaren zakte
naar de lagen onder het telbare
werken de mensen gaande zich weg

zij trainen hun lichtloze ogen
in de ontvangst van de nacht

langs de snelweg vullen
hun kinderen massa's grafjes
in het stratum van het verlies

de windmolens draaien

het dodenverkeer bloeit

maar ik zie onder het telbare
de lagen gloeien in beroering

ik luister en hoor hier

achter het verschrikkelijke geraas
nadert de verschrikkelijkste stilte

ik loop door

mijn overstap wacht

 

woensdag 1 april 2009

Opfriscursus

 
Kunstenaars zijn egocentrisch. Dat moet ook wel, omdat artistieke zelfverwezenlijking de nodige concentratie vraagt. Dat neemt niet weg dat ook het eenzelvigste bolwerk voor zijn verdere groei en verdieping op externe impulsen is aangewezen. Daarom is lezen, naast leuk, ook noodzakelijk. En het kritisch onderzoeken van de tijdgenoten evenzeer.

Ziehier mijn leeslijstje voor de komende dagen/weken:

Dirk van Bastelaere - Wwwhhooosshhh
Tsead Bruinja
- Bang voor de bal
Piet Gerbrandy
- Vriendinnen en Omroepers van Oproer
A.F.Th. van der Heijden - Kruis en kraai en De censuurpaus
Jos Joosten - Onttachtiging
Ramsey Nasr
- Van de vijand en de muzikant
Yves Petry - De achterblijver
Ilja Leonard Pfeijffer - De man van vele manieren
Erik Spinoy - Ik, en andere gedichten
Nachoem Wijnberg - Uit tien

En van mede-Perdist Jeroen van Rooij ga ik het verhaal De eerste hond in de ruimte lezen.

U hoort nog van mij...