zaterdag 30 mei 2009

Perdu

 

Op 5 juni as. draag ik voor bij Perdu, aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal. Deze onvolprezen stichting bestaat al 25 jaar in alle uniciteit. Ik heb er talloze stimulerende, horizonverruimende avonden beleefd. Ik stapte in 1987 voor de eerste keer de winkel binnen, toen nog in de Kerkstraat, en niet ver van het gebouw van de Evangelische Broedergemeente waar mijn Surinaamse vader soms wel eens kwam, meer uit plichtsgevoel dan godsvrucht. (Ik ben gedoopt Herrnhutter, een concessie van mijn vader aan de zijne, dominee en naamgenoot Johannes Zacheus Herrenberg.)

Terug naar Perdu!

Ik had in Het Parool een interview met oprichter Chris Keulemans gelezen, waarin hij De Verloren Tijd, zoals het toen nog heette, vergeleek met Shakespeare and Company, de legendarische boekhandel in Parijs die ooit Joyce's 'Ulysses' publiceerde. Wat kon ik, als rechtgeaard Joyceaan, anders doen dan de zaak eens opzoeken? Imperatief kondigde ik aan, de onhandig arrogante 26-jarige, te willen komen voordragen uit eigen werk. De dienstdoende vrijwilliger keek me verbaasd aan. Hij zei dat hij daar niet over ging, dat daar een redactie voor was. Ik vertelde dat mijn werk heel boeiend was en mijn voordracht sterk. 'Je klinkt wel erg beslist.' 'Met reden', zei ik. In bescheidenheid, vals of anderszins, blonk (blink?) ik niet uit. Om een lang verhaal kort te maken - pas op 12 oktober 1990 deed zich de eerste gelegenheid voor.

Het was de start van het seizoen en Perdu had een Open Podium. Ik meldde me aan en las twee minuten voor (een kookwekker tikte) uit het prozawerk waar ik toen al jaren aan bezig was. Het sloeg in bij de helft van het publiek, dat weet ik, want toen er later op de avond gestemd moest worden over wie nog een tweede keer mocht komen voordragen, waren de meningen precies verdeeld. Jaap Boots, de 'presenteermeneer' zoals Perdu dat ludiek jarenzestigachtig noemde, vond dat het nee was. Hij was dus ook even een 'decideermeneer'... Maar ondanks dat ik niet nogmaals iets kon laten horen, ging ik toch weg met een belangrijk contact, mijn allereerste in de literaire wereld: Willem Desmense, die ik als dichter die avond had zien optreden, wilde me hebben voor zijn tijdschrift Breuk

And the rest (vult u maar in).

Ik verheug me op 5 juni.

 

zaterdag 23 mei 2009

Elegische ode aan het nachtelijk IJ

 

Wanneer ik Door het Oog van de Cycloon voltooid heb, wachten er nog andere projecten. Het Boek van de Voorstelling is er één van. In 1983 begon ik eraan te schrijven, in 1995 moest het definitief wijken voor wat uiteindelijk de Cycloon zou worden. In de eerste fase van mijn schrijverschap, beginnend in 1979, regeerde de poëzie mijn proza, waarbij geen enkel register werd geschuwd, ook niet dat van het bewuste archaïsme, zoals moge blijken uit het volgende fragment (Het Boek van de Voorstelling speelt ten dele in 1982, de nacht van 5 op 6 juni, dus het beschreven Amsterdam is al historisch). O ja, het werd ooit gepubliceerd in het tijdschrift Breuk, een publicatie van Willem Desmense (de Man van IJzer):


En alom wijd en diep, ex-zenuw en -as van Amstelredammes mogendheid en faam, deint het vuilrijk IJ. De loodsen, de dokken, de platforms voor laden en lossen, de pakhuizen, de kranen, alle zijn ze doods ten prooi aan meeuwen, ratten en sinaasappellicht. Onachterhaalbare tijd, die bijl, heeft waarlijk het mastenbos gekapt. De Sixhaven ginds? Ze is er de poverste, de popperigste echo van, met die jachtjes van plezier in haar bekken, die zo fier hun cocktailprikkers verheffen. Aangeplempt, omsluisd, bruut gescheiden van zijn grote broer de Zuiderzee, zelf ook zo snood met dijk en polder tot een meer verminderd: leeg en getemd ligt de grens van het Noorderkwartier. De dichters hebben de stroomgod afgedreven, en aldus verweesd en verwezen, is hij wel nooit het toetje van een schroef geworden, maar kelderde zijn domein van heilig tot verontreinigd. O IJ, ach god! Wrede spiegel! Soms, bij zeldzame fantasie, dan kan ik jou zien, zwaar beëeuwd, erbarmelijk vervallen, nog drie tanden, tussen de andere wrakken op de bodem, kan ik je nat zien dromen van wijlen de Amstelnimf (die toornig de Dam brest en teder haar monding biedt), bellen betoverjarige adem door het inktrijk der fabelen blazend, om daarna heeeel langzaam te ontwaken, triest en krukkig te herrijzen en her en der dan als blinkend schuim in zicht te stijgen, kale kruin brekend door de blauwzwarte schaal van ons IJ.

 

zondag 17 mei 2009

Triomf



Triomf



iedere nacht
alles zo stil
in langzame rijen
doorschenen en droef
kwamen de moeders

en teisterden hem


dinsdag 12 mei 2009

Vae Vaessens!

 

Het Dossier Vaessens op de site van De Groene Amsterdammer doorspittend, dacht ik plotseling - de hoogleraar wil geen loser zijn.

Wat is er erger dan iets te moeten doceren wat totaal onsexy is, waarmee je niet op de tv komt, niet scoort, geen indruk maakt op feestjes. De hoogleraar letterkunde als de verdachte man van de belastingen.

Nee, als die vermaledijde schrijvers nu gewoon eens hun plicht doen en de actualiteit gaan verdichten, en de hete hangijzers gaan fictionaliseren, dan gaan de media zich ertegenaan bemoeien en komt ook de expert=de hoogleraar lachend in beeld, die het allemaal mag komen toelichten.

Dat Vaessens niet zijn eigen gilde kastijdt, en ook nooit zal doen, is dus nogal logisch. Zijn boek, dunkt mij, is een boek pro domo. Of ik het nog ga lezen? Ik wacht wel tot ik het kan lenen. Want ook al vervult ze hem niet, de literatuur bezorgt de professor wel zijn boterham. De mijne is kariger belegd, ook al vervult de literatuur mij wèl.*

Maar ja - loser, hè.

*EDIT 21.06.2009: Ik ben nu, met dank aan Samuel Vriezen, het boek van Vaessens aan het lezen. In de introductie pakt V. de (zeg ik even) isolationistische neerlandistiek (en, bij uitbreiding, de literaire klasse als geheel) aan uit naam van een hoognodige verbinding roman-actuele werkelijkheid. V. kastijdt zijn eigen gilde dus wel degelijk. Zijn kritiek begrijp ik, deel ik zelfs in grote lijnen, ook ik ben voor een literatuur met 'vuile' handen. Ik ben alleen wel benieuwd hoe V. zijn these en wens verder uitwerkt, en of zijn soort relevante roman een prijs heeft die ik nooit ofte nimmer zou willen betalen.

 

donderdag 7 mei 2009

Vijf linkjes

 

1. Mijn politieke essay uit 2003, De staat van Nederland: tussen 'tof' en 'tough'. Helaas - het archief loopt nu vanaf 2006. Mail me bij interesse...

2. Een interview met mij (Engels) op Thomas Ligotti Online.

3. Mijn Engelse vertaling (1997, herzien in 2008) van 'Geen gemeenschap zonder vijanden' (1994, gepubliceerd in Yang in 2002).

4. In correcte opmaak.

5. Het origineel.


Over Thomas Ligotti, de opvolger van Edgar Allan Poe en Howard Phillips Lovecraft, en een prozaïst wiens stijl op zich al verbazingwekkend is, zal ik later nog wel uitweiden.

 

maandag 4 mei 2009

Het krankzinnig program wordt dertig

 

Zeventien jaar oud, in de voorfase van een nieuwe mythe die in me groeide, schreef ik vijf woorden die met elkaar de code, het doel, de motor van mijn schrijverschap vormen - de Startzin. Zo'n Startzin is geeneens bedoeld om te vervullen, maar om je permanent aan te sporen. De tijd zal uitwijzen of ik zal doen wat iets in mij mij toen beval:

X BLIKSEM ABC HET AL

 

vrijdag 1 mei 2009

Koninginnedag 2009

 
Karst T. was de eerste niet, en is zeker niet de laatste.

Aanslag op het Koninklijk Huis? Eerder een zelfmoordaanslag op het eigen lot, waar geen familie - koninklijk of anderszins - zich meer over leek te ontfermen. De verharde samenleving schept successen en gefrustreerde niksen in ongelijke mate, en bij sommigen van de laatsten ligt de onvrede zo hoog opgetast, dat ze zichzelf detoneren, en wel - maximaal mediaal. Want alleen is maar alleen. Met je dood moet je wèl kunnen leven. Daarom maak je hem, in alle betekenissen, meeslepend.