Gretta nam Koenraad gelijk apart bij het
raam. Lilian keek hen gespannen na. De ruiten beefden en dropen. Een groepje vrouwen
holde door de wind en de regen in de richting van het Plein.
—Waar was je nou, aso? fluisterde ze verontwaardigd.
Koenraads gezicht was van steen.
—O, zei hij luchtig en koud, ik werd eerst
opgehouden door de Mobiele Eenheid, toen door een Big Mama, en nu ben ik mijn
speech aan het heroverwegen.
—Dat is niet leuk, Koen! fluisterde Gretta
nijdig. Stuur me niet met een kluitje in het riet! Ik sta hier de hele avond feitelijk
in m’n eentje, hoe lief ik Lilian ook vind, en jij bent nowhere! Wat nou,
‘Mobiele Eenheid’?!
—Maria Evers. ME. Naar de gelijknamige
ziekte.
Gretta moest eventjes denken.
—O, die! zei ze toen, en met een frons:
Wat moest zij hier?
—Mij hebben! antwoordde hij kwaad. Daar
leek het tenminste wel op. Die stomme trut verscheurde me zowat om een stuk van
een maand terug! Ze zit nu voor de PCL
– of all parties! – in de gemeenteraad. Wat is dàt een irritant en fanatiek
mens geworden, zeg!
—Dan weet ik er nòg eentje! Maar wat doe je met je speech? Die mensen daar rekenen
op je, Koen!
Gretta keek ongelukkig naar de onbewuste
Donkers, Jan en Jaap, Lena en Lilian, die verderop stonden te praten en te
lachen.
—Ik merk wel wat ik doe, zei Koenraad onverzoenlijk.
Maar m’n tekst is nog véél te mild na wat ik vanavond heb gezien en gehoord. Ik
bèn niet graag een hypocriet.
Gretta staarde hem nu aan met verwarde
schrik.
—Sorry, maar ik kan je even niet volgen…
Glimlachend met een mengeling van triestheid
en verachting, antwoordde Koenraad:
—Nee, en misschien is dat ook wel ons
probleem… Kom, laten we ons weer bij de feestvarkens voegen! Dit staat zo
samenzweerderig.
En hij ging. Na enige aarzeling, Gretta ook.