zondag 13 september 2009

Delfts Blauw




In een woongroep aan de Delftse Koornmarkt ben ik uiteindelijk niet terechtgekomen, maar mijn uitzicht vanuit een kamer in de (soms wel erg levendige) Kromstraat is ook niet slecht. Lig ik op bed, dan zie ik de torenhaan van de Nieuwe Kerk.

Om de hoek, in de Jacob Gerritstraat, woonde ooit Hubertus Korneliszoon Poot, de 18de-eeuwse dichter, boerenzoon uit de Abtswoudse polder, die de Nederlandse poëzie weer een stukje natuurlijker maakte, ergo: bevrijdde van het klassiek-mythologische corset waarin de Hollandse dichtmaagd zat ingesnoerd. Op de plek waar hij een tabakswinkel dreef staan, hoog op de muur, enkele regels uit zijn gedicht 'Nacht':

Slechts ik, dus vroeg eens opgestaen,
Zie 't ryzend licht der schoone maen
Op gevels blikkeren en torens.

De volgende regels zijn een fraaie voortzetting (elpe = ivoren):

Zy meet het blaeu met elpe schreên;
En scheurt, in koelen moedt, met haere zilvre horens,
De donkerheit vanëen.

Ik vraag me af of ook mijn woorden ooit eens op een Delftse gevel te bewonderen zullen zijn...


2 opmerkingen:

  1. De stad en de onmetelijkheid ... dat lijkt me al een mooi embleem voor je werk, Johan.

    Groet uit het zuiden,
    Erik

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik voel me gevleid, Erik, en hoop dat mijn werk, als het zijn definitieve zichtbaarheid heeft gekregen, je typering helemaal waard zal zijn.

    Groet uit het zonnige noorden,
    Johan

    BeantwoordenVerwijderen