Geschreven in 1998, gepubliceerd in De Brakke Hond (99, 2008), maar door geen hond opgemerkt, dus hier tot nieuw leven gewekt in de redactie van de auteur himself, voilà!
De baksteen
1.
De waalformaat baksteen, geboren in Vuren (Gld.), was doorsnee geweest.
Zijn naam: Padewijn, Twan O. Padewijn.
Recht van strek, bot van kop, had Twan moeiteloos voldaan aan de Norm voor de Metselbaksteen NEN 2489. Zijn stookcurve was, volgens deskundige C.J.M. Schiebroek, een plaatje en absoluut branchewaardig.
‘Druk- en splijttreksterkte – perfect. Sulfaatgehalte – niks mis mee. Lipinskigetal – excellent. Vorstbestendigheid, wateropzuiging en -neming – u en ik zouden er, bij wijze van spreken, een voorbeeld aan kunnen nemen! Men maakt zich dus schuldig aan een grove leugen, mevrouw Von Stein,’ waarschuwde de bijzonder hoogleraar moedig voor het Nieuws, ‘wanneer men hem telkens maar weer als een misbaksel typeert, wàt voor gruwelijks hij dan ook op z’n geweten mag hebben…’
Enkele weken voor het nationale drama was Twan Padewijn, samen met dozijnen even groene medevormelingen, op een stalen wagen door een honderd meter lange, negen meter brede, anderhalf meter hoge tunnel gereden, naar het sinterende vuur in het centrum (gevoed door gaslansen, buiten op het tunneldek), om zijn, door de steenfabrieksmensen gewenste, kleur en karakter te kunnen ontvangen.
Stukje bij beetje verhittend, schoof Twan leergierig de oven door, langzaam veranderend (omdat in hem nieuwe chemische verbindingen ontstonden), en had ten slotte, uitgestudeerd, de ideale sterkte- en dichtheidsgraad bereikt voor de belangrijke functie die hij buiten zou gaan vervullen: bouwmatig bemiddelen tussen Leven en Leven.
Een tijdje later, afgekoeld, kon men hem dan ook (na een fantastische rit, waarbij hij, hoge hoeksteen, werkelijk zijn ogen uit had gekeken!) als pasgeslaagd lid van een zending in Hoefbeek aantreffen, op een grote bouwplaats – tochtige wonde tussen twee grachten –, waar een jaar tevoren, na een gasexplosie, een feestende studentensociëteit in vlammen op was gegaan, met talrijke noemenswaardige doden.
Nu zaagt ge, hier op Hollands grond,
Vesuvius in zijnen mond,
Vesuvius in zijnen mond,
zoals de Keulse Zwaan voor eeuwen her ooit dichtte.
Twan, volwassen èn maagdelijk tegelijk, want door geen bevoegde hand van opperman of metselaar nog beroerd, bovenin de stapel van zijn pakket had Twan O. Padewijn blij gespannen achter de krimpfolie zijn uitdaging afgewacht…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten